Wat is een losse?
Een losse, afkorting l, is het allereerste begin bij het haken. Lossen worden gebruikt om (bijna) al het haakwerk te beginnen en ruimte en vorm aan diverse patronen te geven. Lossen (of kettingsteken) zijn de basis van het haakwerk en met lossenbogen krijgt het werk een luchtige en open structuur.
Hoe haak je een losse?
Hier volgt een stap-voor-stap beschrijving hoe een losse wordt gehaakt:
- Maak een lusje: Begin met het maken van een schuiflusje in de draad, steek daar de haaknaald door.
- Maak een omslag: Leg de draad van achter naar voren over de haaknaald (een omslag).
- Doorhalen: Haal de draad door de lus op de haaknaald. Je hebt nu een losse gehaakt.
- Herhaal: Maak weer een omslag en haal door, zo vaak het patroon vereist.
Toepassing van lossen
- Begin van een project: Lossen worden vaak gebruikt om een haakproject te beginnen met een lossenketting. Een lossenketting kan bijvoorbeeld bestaan uit 10 lossen om een klein vierkantje te beginnen.
- Hoogte creëren: Lossen worden gebruikt aan het begin van een nieuwe toer om de goede hoogte te creëren. Wil je bijvoorbeeld hierna stokjes (st) haken, moeten eerst 3 lossen gehaakt worden om de goede hoogte te krijgen.
- Vorm en ruimte: Lossen kunnen ruimte en vorm creëren in het patroon, bijvoorbeeld ajourpatronen of om lossenbogen te maken.
Voorbeelden van lossen in een patroon
Een heel gebruikelijk voorbeeld waarbij lossen worden gebruikt als begin van een project:
- Startketting: Haak een ketting van lossen, bijvoorbeeld 20 lossen.
- Begin te haken in de ketting: Nadat de lossenketting is gehaakt, begin je te haken in de tweede of derde losse vanaf de naald, precies zoals beschreven in het patroon. (Afhankelijk van welke steek nu volgt)
Lossen zijn bij het haken de eerste en belangrijkste steek om te beheersen. Deze zijn de basis voor een veelheid aan patronen en technieken. Als je het haken van lossen goed beheerst, helpt dat bij het haken van meer geavanceerde projecten in de toekomst.